Trouw, 15 januari 2021
Het geprivatiseerde openbaar vervoer functioneert niet als markt. Daarom is het tijd dat de overheid de regie pakt, vinden Jan Daenen en Freek Rebel, Statenleden in Gelderland voor respectievelijk PvdA en ChristenUnie.
Het openbaar vervoer is een onmisbare nutsvoorziening. Het houdt de samenleving leefbaar en zorgt letterlijk voor verbinding. Maar deze voorziening is ook kwetsbaar, zoals de afgelopen periode duidelijk werd door Covid-19. De markt zakte in elkaar en de inschrijvingen voor concessies bleven uit. De overheid moet nu nog meer bijspringen om het ov te kunnen blijven garanderen. Is dat eigenlijk wel terecht? Is er überhaupt nog sprake van een echte markt?
Van iedere gereisde kilometer wordt 13 procent met het ov afgelegd. In stedelijke omgevingen kan dit oplopen tot 50 procent. Gezien de doelen wat betreft duurzaamheid zal het aantal reizigers groeien. De economische en maatschappelijke belangen van deze sector nemen daardoor toe. Het is dan ook belangrijk dat de juiste keuzes worden gemaakt om de sector in de toekomst goed te laten functioneren.
Oplopende overheidstekorten, de mondialisering van de economie en de groter wordende rol van Europa brachten overheden ertoe om veel voorzieningen te privatiseren in de jaren ’80 en ’90. Onder andere omdat men ervan uitging dat een vrije markt efficiënter is. Dat heeft voor een deel gewerkt: denk aan de privatisering van de telefonie, de staatsmijnen en PinkRoccade. Concurrentie moest leiden tot innovatie en een beter product voor een goede prijs. Maar het ov is voor consument en overheid niet goedkoper geworden, en de service zelfs slechter door het afstoten van onrendabele buslijnen. Dus rijst de vraag of eerdere keuzes voor deze nutsvoorziening niet heroverwogen zouden moeten worden.
“Het ov is voor consument en overheid niet goedkoper geworden, en de service zelfs slechter door het afstoten van onrendabele buslijnen.”
Van echte concurrentie is namelijk geen sprake. De consument heeft op het perron geen keuze tussen verschillende vervoerders. Alleen tijdens het inkoopproces vindt een zekere vorm van competitie plaats. De beste aanbieder krijgt na het winnen van de aanbesteding het alleenrecht in een specifiek gebied. Een open markt met vrije in- en uittreding is het ov dus allerminst.
Er is in Nederland een beperkt aantal geprivatiseerde vervoerders actief. Die zijn deels in handen van buitenlandse overheden. Deze bedrijven lijken geen meerwaarde te leveren ten opzichte van nationaal eigendom: prijzen zijn niet gedaald, het aantal vervoersbewegingen is niet veranderd en innovaties moeten vooral van de overheid komen. Ook voor de inkomsten is men sterk afhankelijk van de overheid. Die bestaan namelijk uit subsidie, studenten-ov en losse verkoop. Dat laatste is het enige waar de markt geringe invloed op heeft.
Soms geen inschrijvers te vinden
Alles bij elkaar functioneert het geprivatiseerde ov in normale tijden niet als een concurrerende markt. En als het misgaat? Tijdens de coronacrisis hebben Rijk en de provincie Gelderland toegezegd garant te staan voor 100 procent van de kosten om bussen en treinen door te laten rijden. Toch zijn er voor succesvolle concessies, zoals de Valleilijn tussen Amersfoort en Ede, geen inschrijvers. Door de omvang van de concessies nemen de risico’s ook toe. Dat leek ook het geval bij de aanbesteding van concessie IJssel-Vecht. De winnende partij hield zich niet aan de spelregels, maar mag wel voor twee jaar de noodconcessie uitvoeren omdat een alternatief niet voorhanden is. Is dat nu de rechtvaardige en gedroomde marktwerking?
“De winnende partij hield zich niet aan de spelregels, maar mag wel voor twee jaar de noodconcessie uitvoeren omdat een alternatief niet voorhanden is. Is dat nu de rechtvaardige en gedroomde marktwerking?”
Heeft de privatisering wel gebracht waar we op hoopten? Moeten we geen duidelijker keuze maken over privatisering? Bedrijven moeten in een open markt failliet kunnen gaan. Als de gevolgen daarvan maatschappelijk niet acceptabel zijn, is het beter om als overheid gedeeld eigenaarschap te overwegen.
Hier is een ander speelveld voor nodig. Een speelveld waarbinnen ov-bedrijven écht gaan concurreren met de daarbij behorende lusten en lasten of waarin de overheid voor een deel de regie neemt. Omdat mobiliteit een nutsvoorziening is die onze samenleving leefbaar houdt vinden wij dat de overheid meer regie moet hebben op het ov. In 2021 staan er veel nieuwe concessieverleningen op de agenda, laat deze overweging meegenomen worden door alle bestuurders in het land.