Afgelopen zaterdag nam Jean Eigeman na tien jaar afscheid als voorzitter van het gewest Gelderland. Bij die gelegenheid sprak Peter Kerris de volgende toespraak uit:
Meneer de voorzitter,
Een speech als deze moet je serieus voorbereiden. Ik ben gaan graven in mijn geheugen, naar persoonlijke herinneringen aan jouw voorzitterschap. Hoe ik me tot jou en het door jou geleidde Gewestbestuur heb verhouden. En ik heb natuurlijk ook in mijn omgeving rondgevraagd wat ik zou moeten vertellen. Toen ik in onze fractie de vraag stelde of er nog anecdotes waren die ik vandaag kon vertellen, verhalen die herinneren aan jou, kreeg ik meteen een enthousiaste reactie. “Je moet Jean vertellen dat we altijd zo genoten van zijn reisverslagen op Facebook!”
Beste Jean. Toen wij elkaar leerden kennen was Wouter Bos nog onze partijleider. Het was het staartje van 2009. De gemeenteraadsverkiezingen van 2010 kwamen eraan en daarna de Provinciale Statenverkiezingen van 2011. Het Gewest Gelderland had een eigen leergang georganiseerd. Om kandidaat raadsleden te trainen in politieke vaardigheden, om de geschiedenis van de partij over te brengen én zo bleek later – om talent voor de Provinciale Staten te scouten. Het was als jong lid mijn eerste kennismaking met het Gewest Gelderland. Daarvoor kende ik het woord “Gewest” alleen van het programma “Van Gewest tot Gewest” en als verstopt partij-orgaan ergens op een achteraf onderdeel van de partijwebsite.
De leergang waar ik aan deelnam werd afgesloten met het schrijven van een speech. De ingezonden speeches werden beoordeeld door een eenkoppige jury bestaande uit “Jeroen Dijsselbloem” en de beste speech zou voorgedragen mogen worden op de Gewestelijke Ledenvergadering. Ik mocht de gelukkige zijn. En ik had me goed voorbereid. Ik had het laatste commentaar van Jeroen Dijsselbloem verwerkt. Ik had mijn verhaal geprint – met groot lettertype zodat ik niet hoefde te hakkelen en met mijn ogen te knijpen. Ik had een keurig pak aan – het beste pak dat ik van mijn studenteninkomen kon betalen. Ik schoor me toen nog dus dat had ik voor de zekerheid ook ’s ochtends nog gedaan en ik ging op weg naar de Coehoorn in Arnhem met het idee dat ik HET verhaal van de ochtend ging houden. En dat idee hield ik ongeveer drie minuten vol, tot Jean de vergadering opende.
Beste Jean. Een woordje is voor nou nooit zomaar een woordje. Woorden hebben voor jou betekenis. In jouw ogen zijn woorden de gereedschappen waarmee onze democratie is gemonteerd en waarmee zij wordt onderhouden. Je nam altijd de tijd om stichtelijk te zijn. Geen enkele spreekbeurt mocht ooit verloren gaan. Of het nu ging om een kandidatenlijst of om een activiteitenplan – alles werd door jouw woorden gelinkt aan de democratie in het algemeen en de sociaaldemocratie in het bijzonder. Van jou leerde ik dat volksvertegenwoordigers nooit simpelweg belangenbehartigers of lobbyisten zijn voor een bepaalde bevolkingsgroep. De volksvertegenwoordiging, zo leerde ik van jou, heeft twee tegenstrijdige geesten in de borst. Dat zijn de geest van de arena – het theater waarin politieke strijd plaatsvindt, waarin het gaat om ideologische keuzes tussen arbeid en kapitaal, gemeenschap en individu. De arena is de plaats waar politieke stromingen en politieke vertegenwoordigers zich kunnen laten gelden, waar profilering plaatsvindt, waar de strijd om de peilingen plaatsvindt. Maar we kennen ook de geest van de assemblée, de volksvertegenwoordiging als kaderstellend of wetgevend, en controlerend, orgaan. De plaats waar belangen samenkomen en waar wordt samengewerkt. De plaats waar het algemeen belang door een socratische dialoog manifest wordt. En de plaats waar hooggeplaatste bestuurders zich nederig moeten opstellen, in dienst van de gemeenschap. Ik leerde van jou dat onze democratie altijd worstelt met deze twee tegenstrijdige geesten. En dat het maken van een keuze hierin afbreuk doet aan het karakter van de democratie én aan de geloofwaardigheid van degenen die het edel ambt van volksvertegenwoordiger uitoefenen. Iedere volksvertegenwoordiger moet de geest van de arena én de geest van de assembléé dienen. Dat is iets wat ik van jou heb geleerd en dat is iets wat velen in Den Haag misschien nog van je zouden kunnen leren.
Beste Jean. Het alleen selecteren, op missie sturen en controleren van de fractie was voor jou een te enge invulling van het voorzitterschap. Politiek was aan de Statenfractie. We zagen je eigenlijk alleen maar als het politiek mis zou kunnen lopen – iets dat gelukkig maar enkele keren is voorgekomen. En we zagen je natuurlijk bij de jaarlijkse voortgangsgesprekken die vooral dankzij jouw leiding altijd in een gemoedelijke sfeer verliepen. Voortgangsgesprekken zag jij nooit als een moment om de rekening van een jaar lang Statenwerk te presenteren. Het waren voor jou momenten van coaching, van elkaar bijpraten op belangrijke dossiers en maatschappelijke trends. Gesprekken over waarden, traditie en toekomst. Nu ik er zo over nadenk manifesteerden zich ook in die
gesprekken de geesten van arena en assemblée. Soms knetterde het. Maar altijd bouwden we verder op een gemeenschappelijke basis. Je schuwde ook niet om ons een spiegel voor te houden. Ik geloof dat we het wel dertig keer hebben gehad over het boek “Ruling the Void” van Peter Mair. Een boek waarin hij betoogt dat niet de kiezer op drift is en wij als politici het bij het juiste eind hebben. Mair draait de zaak om: politieke partijen zijn uitgehold in hun functie en organisatie. Niet de kiezer is gek, maar gevestigde partijen. Keer op keer bevroeg je ons wat wij nou wilden doen om die void, die leegte, te dichten. Exercities die ook vandaag de dag en bij de jongste begrotingsbehandeling nog doorwerken in het werk van de fractie.
Wij van de fractie hebben jou in het verlengde daarvan ook leren kennen als een verenigingsmens. Juist de opbouw van de partij in zendingsgebieden, of het onderhoud daarvan als het mis dreigde te lopen was voor jou van belang. De partij kon nooit louter bestaan uit een allegaartje volksvertegenwoordigers en bestuurders. De partij is meer dan dat en ook meer dan een beweging. Het is een emotie. Een diepgevoeld verlangen om ertoe te doen – om gehoord te worden. De essentie van de sociaaldemocratie. En, zo observeerde één van onze fractieleden, dat belichaamde jou. Je hebt immers nog vaak teruggeblikt op het uitdelen van gouden spelden in Harderwijk. Je vond het een eer om kameraden die al 25 jaar of langer lid waren een gouden roos op te spelden. Om te luisteren naar deze mannen en vrouwen. Om te ervaren dat hun stem, hun bijdrage, telt.
Beste Jean. Ik ga afronden. Je bent nooit een partijbaron geworden en je zult dat ook nooit zijn. Gelukkig maar. Maar door jouw leiderschap, door jouw woorden, heb je tien jaar lang dit Gewest, de Gelderse afdelingen, vijf stuk voor stuk sterke en eigenzinnige gedeputeerden, zeven medewerkers en vier afzonderlijke en heel verschillende Statenfracties, van sociaaldemocratische inspiratie voorzien. De geesten van arena en assemblée dragen wij in onze borst. En jouw overtuiging dat de sociaaldemocratie gaat over mensen die er allemaal toe willen doen dragen wij in ons hart. En dat hart, jouw hart, is rood en klopt links van het midden. Namens gedeputeerde en Statenfractie: alle hartelijks en dankjewel.