John Kerstens: “Ik heb dit keer mijn eigen afslag gekozen.”

30 mei 2021

Voorheen onderhandelde hij over Cao’s, was hij voorzitter van FNV Bouw en daarna bijna acht jaar lid van de Tweede Kamer namens de PvdA. John Kerstens. Arnhemmer, vader, rode man tot in het diepst van zijn vezels. Wij spreken met hem: een terugblik op zijn politieke werk, door een Gelderse bril.

John Kerstens. Foto: Maartje Kuperus

Ha John! Laten we beginnen bij het begin. Want we weten dat je van oorsprong vakbondsman bent.

Als we nog verder teruggaan in de tijd: dan ben ik asieljurist. Ik ben in West-Brabant geboren en ging in Tilburg studeren. Sociaal Recht en Arbeidsrecht. Daarna moest ik mijn militaire dienstplicht vervullen. Na mijn diensttijd ging ik op zoek naar een betaalde baan. Er waren toen heel veel vluchtelingen vanwege de Irak-Iranoorlog en uit Oost-Europa, waar de Muur net gevallen was. En dan was er ook nog een conflict in de Hoorn van Afrika; Somalië, Eritrea et cetera. Ik was al aan de slag als vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Nederland in Nijmegen, aan de Frankenstraat. Toen kon ik kiezen uit drie functies en koos ik voor asieljurist, een ontzettend interessante tijd gehad.

En daarna de vakbond, of is er nog iets wat we niet van je weten?

Toen ik afstudeerde heb ik een open sollicitatie naar Johan Stekelenburg, toenmalig voorzitter van de FNV, gestuurd. Ik wilde namelijk altijd vakbondsbestuurder worden. Mijn vader was kaderlid van de vakbond en ik mocht de zogenoemde vakbondsschool volgen. Docenten die lid waren van de vakbond gaven daar scholing: over politiek, over arbeidsrecht en ga zo maar door. Daar zat ik dan als jonge knul van een jaar of zestien tussen allemaal vijftigers.

Na een tijd kreeg ik reactie op mijn open sollicitatie en het aanbod om jurist te worden bij de eigen rechtskundige dienst van de FNV. Vanuit die dienst werd ik gedetacheerd bij de kappersbond. Voor een arbeidsjurist was dat echt een walhalla, want je kwam daar echt de gekste dingen tegen.

“Voor een arbeidsjurist was de kappersvakbond een walhalla. Je komt daar de gekste dingen tegen!”

Nu word ik nieuwsgierig!

Bijvoorbeeld een jonge meid die solliciteerde bij een kapper. De kapper liet haar bij het sollicitatiegesprek in verschillende poses gaan staan voor hem, want dat zouden zogenaamd de posities zijn waarin ze stond te knippen. En dat moest er natuurlijk wel appetijtelijk uitzien. Een ander verhaal wat me goed is bijgebleven is van een meisje dat heel lang haar had. Kort haar was toen in de mode. In haar proeftijd werd haar gezegd dat ze met de mode mee moest gaan en heeft ze, na veel tranen en zelfs het uitmaken van haar verkering, haar haar kort laten knippen. Aan het einde van de proeftijd werd ze vervolgens ontslagen. Weg lang haar, weg vriendje, weg baan.

Al snel kwam ik erachter dat ik iets anders nog veel interessanter vond: het onderhandelen over CAO’s. Maar ook onderhandelen over een sociaal plan.

Toen kwam het moment dat je naar de vakbond voor spoorwegbeambten ging; de FSV.

Dat klopt. De FSV was een categorale vakbond en richtte zich op spoorwegpersoneel. Bij de FSV werd ik onderhandelaar. In die tijd werden we, niet per se door mij overigens, groter dan de FNV en CNV. Hierdoor was dit dan weer het walhalla om CAO-onderhandelaar en vakbondsbestuurder te worden.

Het mooiste moment hier vond ik de grote staking in 1994. Op de eerste stakingsavond werd ik bij Utrecht Centraal geïnterviewd door het NOS Journaal en werd de vraag gesteld of het klopte dat er geen treinen zouden rijden. Op het moment dat ik antwoordde dat er echt niets reed die dag denderde achter mij een trein door beeld. Niet omdat de staking mislukte hoor, maar er wordt met regelmaat aan ‘roestrijden’ gedaan om sporen en wissels roestvrij te houden. Ik heb hardop gelachen.

Een dag later was de staking afgelopen, want er was een Cao-akkoord bereikt. Heel Nederland was weer aan het rijden, op een enkele plek na: Nijmegen. Hier werd nog druk doorgestaakt. Tegenover het station zat een café waar alle conducteurs en machinisten zich verschansten.  Ze hebben me daar bovenop het biljart gezet. In De Gelderlander stond een foto waar je mij op de rug ziet, tegenover al die stakers. De krant schreef dat ik de blaren op m’n tong praatte, maar de aanwezigen niet kon overtuigen. Dat kwam omdat in Nijmegen om iets heel anders gestaakt werd. Zij wilden namelijk heel graag af van een directeur die daar zat en grepen de landelijke staking dus met beide handen aan om ook dit punt erdoorheen te krijgen. De goede man is kort daarna vertrokken.

Uiteindelijk ging de NS op de schop en werd opgesplitst in business units. Het spooronderhoud ging naar aannemers. Ik onderhandelde wederom over Cao’s en kreeg te maken met de bouwsector, want daar vielen de aannemers onder. De onderhandelingen waren uitstekend. Zij wilden een goede Cao voor de bouw, ik voor de spoorwegmedewerkers. Het resultaat was een Cao met een gouden rand. Het klikte erg goed met de bouwers.

Volgens mij zo goed dat je besloot naar FNV Bouw te gaan, of niet?

Ik ben bij de FNV begonnen en kwam via een omweg bij FNV Bouw terecht. Daar wilde men mij erg graag hebben. In mijn sollicitatiegesprek vonden ze mij meer een onderhandelaar en bestuurder. Dat was ik ook, maar er was nu eenmaal alleen een vacature voor beleidsmedewerker. Ik werd aangenomen onder de voorwaarde dat ik minimaal drie jaar beleidsmedewerker bleef. Na drie jaar en een dag begon ik als bestuurder. Na een aantal jaren eerste onderhandelaar voor de Cao voor de bouw werd ik daarna, in 2009, voorzitter.

Wanneer kwam het moment dan dat je dacht: ik wil de politiek in en ik ga dat doen namens de PvdA?

In 2009 werd ik dus voorzitter van FNV Bouw. In 2012 waren we in verwachting van onze tweede, dik negen jaar jonger dan zijn zus. Begin juni zou hij ter wereld komen.

Eens in de zoveel tijd heb je als vakbondsvoorzitter overleg met je eigen bondsparlement, wat we nu kennen als Ledenparlement. Dat was altijd op ons hoofdkantoor in Woerden. Nu had het parlement als bedacht dat de baby misschien wel eens eerder kon komen, dus hadden ze besloten bij het Van der Valk in Duiven te gaan zitten. Tijdens de vergadering had ik mijn telefoon bij me en ik werd ineens door mijn vrouw gebeld: de vliezen waren gebroken. Gelijk daarna werd ik weer gebeld. Niet door mijn vrouw, maar door Hans Spekman, de toenmalig partijvoorzitter. Terwijl ik vertrok vertelde ik dit tegen mijn buurman aan de tafel. We waren beide benieuwd wat hij wilde.

Je was partijloos, maar je had zo te horen warme banden met de partij.

Zeker waar. Ik was dan wel geen lid, maar had als voorzitter van FNV Bouw wel alle PvdA’ers meegenomen naar de bouw. Wouter Bos, Job Cohen. Hans zelf ook. In 2010 was ik al door de partij gevraagd om mee te denken over het verkiezingsprogramma. Bovendien trok ik veel met de partij op rondom de toen ook al gevoerde pensioendiscussies. De lijntjes waren er dus al en de relatie was goed. Toch vond ik destijds niet dat ik mij per se aan een partij moest verbinden.

“Als voorzitter van FNV Bouw had ik alle PvdA’ers wel meegenomen naar de bouw: Wouter Bos, Job Cohen, Hans Spekman.”

Even terug naar het ziekenhuis: je vrouw ging bevallen, Hans belde je. Wat deed je?

First things first: ik ging met mijn vrouw naar het ziekenhuis, want de kleine kwam eraan. Hans Spekman stond op mijn voicemail en ik belde hem op een rustig moment even snel terug. “Wil je op de lijst?” Dat was de vraag die ik kreeg, 1 juni 2012. Ik was overdonderd door de vraag en wilde dit thuis even overleggen, maar vertelde dat ik op dat moment dus bij mijn vrouw was. Waarop Hans zegt: “Dat treft, dan kun je ’t gelijk bespreken. Bel binnen een uurtje even terug.” En dat heb ik dus gedaan, letterlijk tussen twee weeën door. Ik heb hem verteld dat ik het wilde doen.

Blijkbaar was er een ambitie. Waarom zei je ja?

Dat was aan de ene kant omdat ik binnen de FNV voorzitter was van de bouwbond, maar het laatste jaar druk bezig was om het gedoe binnenskamers, over de pensienen, bij de FNV zelf in goede banen te leiden. Op dat moment was ik de enige voorzitter die on speaking terms was met iedereen. Ik heb mij ingespannen om de dreigende vernieling binnen de FNV, zoals ik het noemde, om te zetten in broodnodige vernieuwing. Samen met een aantal anderen heb ik toen Herman Wijffels en Han Nooten gevraagd de FNV te begeleiden. Toen zij “klaar” waren met hun taak werden ze opgevolgd door Jetta Klijnsma, die toen Kamerlid was. Zij heeft mij toen gevraagd of ik Agnes Jongerius wilde opvolgen bij de FNV. Ook in de kranten werd ik destijds genoemd als de mogelijk nieuwe voorzitter.

Dat was eigenlijk ook mijn grote droom vanaf mijn zestiende. Toch wilde ik er over nadenken, maar toen ik bij Gouda reed heb ik Jetta al opgebeld en medegedeeld dat ik het toch niet wilde doen. Waarom bij Gouda? Ik kwam van Jetta, die toen in Den Haag woonde. Jetta en Agnes hebben toen samen Hans Spekman hierover ingelicht en dat leidde tot het telefoontje wat ik kreeg.

Aan de andere kant zei ik ja, omdat een kans als deze zeldzaam is. Ik bedoel: wie wordt er nou zonder dat-ie daar zelf ook nog maar een seconde over heeft nagedacht gevraagd om in de Tweede Kamer te gaan zitten? In Den Haag zou ik dichter op het vuur zitten dan bij de FNV, dacht ik toen. En ik wilde echt dingen voor elkaar krijgen voor mensen die wel wat hulp konden gebruiken.

Ik werd toen de procedure ingeschoven. Voorwaarde van mijn kant was wel dat ik zou spreken met de kandidaatstellingscommissie. Die zijn toen speciaal op een zondag nog bij elkaar gekomen in Utrecht.

Vervolgens werd ik dus lid van de partij en kwam ik op de elfde plaats op de kandidatenlijst.

Foto: Maartje Kuperus

De verkiezingen in 2012 brachten de PvdA veel goeds: 38 zetels en regeringsdeelname. Je werd Kamerlid. Hoe was die overgang?

In de campagne streed de PvdA hard tegen de VVD. Als FNV deden we dat ook, dus er was gelukkig een lijn die ik gewoon kon doorzetten. Vervolgens kwamen we wel met de VVD in de regering. En lag er in een vloek en een zucht een regeerakkoord waar ik verre van blij mee was.

We hadden een grote fractie. Sociale Zaken en Werkgelegenheid werd mijn portefeuille, samen met Mariëtte Hamer deed ik de begrotingsbehandelingen. De Participatiewet werd het hoofdbestanddeel in mijn portefeuille. Toen dit nog de voorgenomen wet Werken Naar Vermogen was, van de VVD en het CDA, had ik hier fel tegen geprotesteerd. Een half jaar eerder was er nog een grote manifestatie waar het meeste applaus werd gehaald door een politicus die op die dag net partijleider was geworden van zijn partij: Diederik Samsom. De Participatiewet was anders dan het eerdere idee, maar leek er toch op. De video van die manifestatie met daarin de woorden van Diederik Samson (“Deze wet moet van tafel!”) heb ik nog vaak doorgestuurd gekregen.

Wat was het eerste dat je wilde aanpakken toen je eenmaal in Den Haag zat?

Het creëren van een eerlijker speelveld op de arbeidsmarkt. Grensoverschrijdende arbeid is hier een voorbeeld van. Je ziet het veel in de bouw bij mensen uit Midden- en Oost-Europa die hier aan de slag gingen en zwaar onderbetaald werden. De Nederlandse bouwvak werd te duur.

“Het eerste dat ik aan wilde pakken vanuit Den Haag was het creëren van een eerlijker speelveld op de arbeidsmarkt.”

En collega’s werden elkaars concurrenten. De eerste motie die ik erover indiende, bij de begrotingsbehandeling dat jaar, riep Lodewijk Asscher, als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op met een actieplan en daarna wetgeving te komen om oneerlijke concurrentie en schijnconstructies op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Daar wilde hij eerst niet gelijk aan, omdat de VVD lastig liep te doen. Toen heb ik de VVD toch zover gekregen dat ze ook een handtekening onder die motie hebben gezet. Zo ontstond de Wet Aanpak Schijnconstructies.

Vervolgens wilde ik voor elkaar krijgen dat het plan om de AOW-leeftijd versneld omhoog te gooien van de baan zou gaan, maar dat ging moeilijk bij onze toenmalige fractievoorzitter.

Werd je gesensibiliseerd binnen de coalitie?

Haha! Die term kom ik tegenwoordig overal tegen. Ik ben toen wel bijna letterlijk in m’n kraag gevat en de kamer uitgezet toen ik verhaal ging halen over dat versneld ophogen van de AOW-leeftijd. Ik kreeg dat niet van tafel. Wel kwam er extra geld voor een overbruggingsregeling voor mensen die anders zwaar in de problemen zouden komen.

Dat sensibiliseren ligt nu natuurlijk gevoelig. De cultuur in Den Haag ligt onder een vergrootglas. Hoe kijk jij hier tegenaan?

In al die jaren heb ik mij er altijd over verbaasd dat ik in het Haagse de meest intelligente, gedreven mensen ben tegengekomen die tegelijkertijd het meest opportunistisch blijken te zijn. Dat is toch echt die waan van de dag. Het brandjes blussen. Pas in actie komen wanneer er een brandje is. Zelf zat ik het laatste jaar in de parlementaire onderzoekscommissie Uitvoeringsorganisaties. We hebben in ons rapport (“Klem tussen balie en beleid”) blootgelegd dat de politiek vooral met zichzelf bezig is, en te weinig met de mensen voor wie we het allemaal zouden moeten doen.

Wat je nu ziet, herken ik ook wel. Dualisme staat makkelijker op papier dan het in de praktijk is. Nederland is nu eenmaal het land van het poldermodel, waar je altijd zal moeten samenwerken met andere partijen om een regering te vormen. Om afspraken te maken. Dit heb je bijvoorbeeld in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk niet. In Nederland moeten partijen om te kunnen regeren afspraken maken over thema’s waar binnen de coalitie anders over gedacht wordt. Dit brengt natuurlijk wrijving met zich mee.

“Dualisme staat makkelijker op papier dan het soms in de uitvoering mogelijk is.”

In een coalitie heb je altijd een bepaalde discipline nodig. Positief hieraan is dat je veel meer voor elkaar kan krijgen, al is het soms in kleinere stappen dan je zou willen. Schaduwzijde is dat je minder ruimte hebt als fractielid voor je eigen ideeën en idealen en voor die van de partij. Het knelt ook daar waar de politiek verweven is met de media. De politicus wil met z’n kop in de krant en de journalist wil z’n krant vol.

Wat ik zelf ervaren heb, ook in de coalitie, is dat de cultuur is ontstaan dat de rol van controlerende macht niet altijd meer aan de Tweede Kamer wordt gegund. Rutte is hier wel de verpersoonlijking van, al is hij hier niet alleen verantwoordelijk voor. Snel, volledig en correct de Kamer informeren is zeker geen vanzelfsprekendheid meer. Hugo de Jonge is er bijvoorbeeld een ster in om eerst bij de kranten wat neer te leggen en een minuut voor het online verschijnen van het artikel alle Kamerleden per brief op de hoogte te stellen. Dat is maar klein leed, om het zo maar eens te noemen, maar je merkt gewoon heel erg dat bij schriftelijk Kamervragen bijvoorbeeld bewindspersonen geen antwoorden geven, omdat ze dat gewoon niet willen. Hetzelfde geldt voor debatten.

Is dit de beruchte Rutte-doctrine?

Ik denk het wel, ja. Dit is wel de cultuur die is ontstaan. Als coalitiepartij zit je ondanks een dualistisch stelsel wel vast in het monisme en moet je je een beetje gedragen, tussen aanhalingstekens.

Anderzijds is het wel zo dat je soms een gesloten front moet blijven vormen om dingen voor elkaar te krijgen. In sommige gevallen, zoals bij Pieter Omtzigt, ligt het veel complexer en kom je er niet met dat gesloten frontverhaal. Daar is gewoon iemand met z’n kop onder water geduwd om hem stil te houden. Ik herken die cultuur dus wel.

Een sprongetje naar 2017. Het jaar waarin de PvdA een grote nederlaag had. We gingen van coalitie naar oppositie. Jij stond op nummer 11 en viel net buiten de boot.

Over die klap op zich was ik niet verbaasd, hoewel niet iedereen ‘m zag aankomen. Ik weet nog dat ik een poll won, waarbij ik minder zetels voorspelde dan alle anderen. Maar eerlijk is eerlijk: ik stond op de elfde plaats en dat was natuurlijk wel zuur. Want er was nog zoveel te doen. Gelukkig werd ik een dag na de verkiezingen al gevraagd voor een klus en heb ik toen geen dag zonder werk gezeten. En toen Sharon Dijksma wethouder werd in Amsterdam kwam ik weer terug.

Hoe was het om een coalitie te verlaten en een jaar later als oppositie terug te keren?

Ergens een opluchting. We konden weer écht de PvdA zijn. Vrijer ons geluid laten horen. Terug naar onze roots. We hoefden niet langer rekening te houden met een coalitiepartner, die vanuit een totaal andere kant naar de wereld kijkt.

“We konden weer écht de PvdA zijn. Vrijer ons geluid laten horen. Terug naar onze roots.”

We kozen een beperkt aantal speerpunten. Enerzijds omdat dit een duidelijker profiel laat zien, anderzijds uit noodzaak. Een fractie van negen personen moet nu eenmaal anders prioriteren dan een fractie met bijna veertig leden.

In de coalitie haal je gemakkelijker een meerderheid voor je ideeën. Dat lag nu anders. Wel heb ik in de coalitietijd ongeveer net zoveel moties en amendementen voor elkaar gekregen als in de laatste periode, waarin we zeg maar aan de andere kant van het gangpad zaten.

Je hebt veel voor elkaar gekregen als Kamerlid. Je was natuurlijk ook een Gelders Kamerlid, waarvan er in jouw laatste termijn veertien in totaal waren. Werkten jullie veel samen?

Eigenlijk vrij weinig. Dat komt door twee dingen, denk ik.

Dé Limburger bestaat. Dé Brabander, dé Zeeuw, dé Groninger en dé Fries ook. Wij hebben hier de Betuwe, de Veluwe, Arnhem-Nijmegen, het Rivierengebied, de Achterhoek, de Liemers et cetera. Dat maakt het wat ingewikkelder: dé Gelderlander bestaat niet zo.  Ik vond ook altijd dat de provincie hier wat steviger op mag inzetten. We hebben nog wel eens een WhatsApp-groep gehad met de Gelderse Kamerleden, de Commissaris van de Koning en de Gelderse lobbyist. Vanuit daar zijn we wel een aantal keer bij elkaar gekomen.

“Dé Gelderlander bestaat niet zo.”

Het speelt ons mijns inziens ook wel parten dat de provincie Gelderland bekend staat als een welvarende provincie die de weg goed zelf weet te vinden in Den Haag. Het is een provincie om rekening mee te houden daar.

Er zijn maar weinig Kamerleden die zich tijdens een campagne opwerpen als “het Gelderse Kamerlid”. Dit zie je wel bij andere kandidaten. Afgelopen campagne bijvoorbeeld bij talent Habtamu de Hoop als dé Friese kandidaat. Het zou wel beter kunnen bij ons, maar ik denk ook niet dat je, vanwege de vele verschillende identiteiten in onze provincie, er erg hooggespannen verwachtingen van moet hebben.

Was er ook geen behoefte vanuit de Gelderse Kamerleden om zich meer in te zetten voor onze provincie?

Bij de regiodeals die nu worden gesloten weet ik vrij zeker dat Gelderse Kamerleden uit de coalitiepartijen een vinger in de pap hebben gehad. Zelf heb ik niet echt Gelderse thema’s gehad, maar ik kan mij herinneren dat in mijn vorige periode 600 miljoen euro vrijgemaakt werd voor arbeidsmarktplannen. Iedere euro die je er als sector instopte, werd verdubbeld door het Rijk. Ik heb mij er toen voor ingezet dat ook regio’s voor dat geld in aanmerking zouden komen. En dat lukte. Dit deed ik in samenspraak met de Achterhoek, die hier belangstelling voor hadden en al een plan hadden klaarliggen.

Uiteindelijk heb je ervoor gekozen om je terug te trekken als Kamerlid. Wat bracht je tot deze keuze? 

Om heel eerlijk te zijn, twijfelde ik al een tijdje of ik wel door wilde gaan. Toen kwam de sollicitatieperiode voor de kandidatenlijst. In die tijd werd ik benaderd door een aantal clubs met wie ik veel had samengewerkt als Kamerlid: zorgmedewerkers, chroom 6-slachtoffers van Defensie, ouders met ernstig zieke kinderen, organisaties van migrantenouderen enzovoorts. Zij hadden ondersteuningsverklaringen geregeld. Ik voelde me opgelaten, aan hen verplicht ook, en besloot toch te solliciteren.

Toen kwam de datum waarop ik voor de kandidaatstellingscommissie moest verschijnen. Een zaterdag. Precies de dag dat ik met mijn zoon naar een stenen- en mineralenbeurs zou gaan. Daar is hij helemaal gek op. Meteen lag mijn dilemma weer voor, of ik het wel moest doen. De balans tussen mijn werk en mijn privé. Den Haag slokt je namelijk wel echt op. Je staat altijd aan. Om als eerste vragen te stellen. Om in de krant te komen. En dan nog die cultuur waar we net over spraken. Die ging me steeds meer tegenstaan. In combinatie met een gezondheid die me parten speelde, besloot ik de knoop door te hakken. Te kiezen voor mezelf, voor mijn privé. Ik zou worden geopereerd in campagnetijd en kon dus niet eens fatsoenlijk campagne voeren, dat voelde ook niet goed.

“Den Haag slokt je echt op. Je staat altijd aan.”

Alles samen heeft mij laten besluiten dat ik mij terug zou trekken. En tot mijn eigen verbazing heb ik er echt geen seconde spijt van gehad.

Hoe is het leven na Den Haag?

De vorige keer voelde het heel raar. Ik was in 2017 niet herkozen en dat besef daalde niet echt in. Ik weet nog dat ik op de maandag na de verkiezingen nog mondelinge vragen had aangemeld bij de griffie, die mij vervolgens belde om mij eraan te herinneren dat de volgende dag afscheid van ons werd genomen en dat er geen vragenuur zou zijn. Ik moest echt afkicken en vond het bijvoorbeeld moeilijk om debatten te kijken, ondanks dat ik toen al direct aan de slag kon en in mei alweer kon stoppen met de wachtgeldregeling.

Dit keer voelde het veel rustiger. Ik heb deze keer mijn eigen afslag gekozen. Ik ben dus niet in een zwart gat gevallen en hoef niet af te kicken. Ik ben welgeteld één dag werkloos geweest, want op 1 april ben ik begonnen als voorzitter van de Koepel Gepensioneerden, de grootste seniorenorganisatie van ons land.

“Ik ben welgeteld een dag werkloos geweest.”

Deze functie kwam op mijn pad en schurkt aan tegen de wereld waar ik mij voor mijn Kamerlidmaatschap, die van sociale partners, en houdt zich bezig met dezelfde thema’s waarmee ik me tijdens m’n periode als volksvertegenwoordiger mee bezig heb gehouden: pensioen, zorg, wonen. En dat voor een doelgroep die steeds groter wordt. Die niet allemaal oud en zielig zijn, in tegendeel zelfs. Ze krijgen echter wel met dezelfde thema’s te maken. En ook hun vertegenwoordiging is niet al te best. 50PLUS is hier natuurlijk een voorbeeld van, maar ook eerdere ouderenpartijen en -organisaties waren ruzieclubs. Senioren verdienen een betere belangenbehartiging.

Wat voor mij ook belangrijk is, is dat deze functie voorlopig parttime is en ik ‘m op mijn eigen manier kan invullen. Qua tijd en dergelijke. En dat past weer erg goed bij het verhaal wat betreft mijn gezondheid. Ik hoef in ieder geval opnieuw niet bang te zijn dat ik een van die ex-Kamerleden ben die niet zo snel aan de bak komen. Ik krijg zat kansen om dingen te doen die ikzelf belangrijk én interessant vind. En leuk vooral ook.

Als Kamerlid heb ik namelijk ook gemerkt dat ik het meest voldoening haalde uit de dingen waar ik het meest mee heb: het behartigen van belangen van mensen die wel wat hulp kunnen gebruiken. Of het nu was voor de chroom 6-slachtoffers bij Defensie of voor de zorgmedewerkers: opkomen voor mensen is wat ik het liefst doe en wat ik dus ook blijf doen.

Foto: Maartje Kuperus

Waar ben je naar op zoek?